Exorfinen in voeding en de relatie met angst en stress
- Geplaatst juni 25, 2013
- Door Judith Rolf
- In Nieuws
0
Exorfinen in voeding en de relatie met angst en stress
25 juni 2013 | ndn | Een slecht werkend endorfinesysteem, endorfineresistentie genaamd wordt in verband gebracht met diverse klachten. Zo zou endorfineresistentie angst en stress klachten kunnen veroorzaken of bestaande klachten verergeren. Een exorfinenvrij dieet kan een onderdeel zijn van het herstelplan.
Exorfinen zijn morfineachtige eiwitten (peptiden) die het lichaam niet zelf aanmaakt. In de voeding zitten exorfinen in melkeiwit (caseïne), soja, spinazie en gluten. Gluten(prolamine) is de algemene benaming voor een groep specifieke eiwitten die wordt aangetroffen in de eenzaadlobbige granen uit landbouwgewassen die behoren tot de grassenfamilie.
Granen die gluten bevatten zijn tarwe (gliadine), rogge (secalinine), gerst (hordeïne), haver (avenine) en spelt. Spinazie is een relatief zwakke leverancier van exorfinen. De meest bekende soort gluten is de gliadine, omdat deze soort in verband gebracht worden met Coeliakie, waarbij patiënten levenslang een glutenvrij dieet moeten volgen om klachten te kunnen voorkomen.
Exorfinen activeren de endorfinereceptoren. Endorfines zijn lichaamseigen signaalstoffen met een morfineachtige werking. Gevoeligheid voor exorfinen kan leiden tot ongevoeligheid voor endorfines.
Endorfines zijn lichaamseigen opioïde
Endorfines zijn lichaamseigen signaalstoffen die fungeren als overbrenger van een zenuwprikkel. Deze signaalstoffen worden neurotransmitters genoemd. Neurotransmitters worden door zenuwcellen in een synaps, de contactplaats tussen twee zenuwcellen, vrijgelaten. Hier hecht de neurotransmitter zich in een andere zenuwcel aan een receptor.
In de receptor wordt een signaalfunctie geactiveerd. Endorfine activeert en remt de werking van diverse neurotransmitters en hormonen. Zo zorgt endorfine voor de vrijgave van dopamine en insuline.
Endorfines maken gebruik van het endorfinesysteem
Het endorfinesysteem is een verzamelnaam voor een netwerk van verschillende opioïde receptoren (specifiek bij naam de MOR, DOR en KOR, Mu-, Delta- en Kappa Opioïde Receptoren). Een ‘opioïde’ is een morfineachtige stof. Deze stof kan zich hechten aan een ontvankelijke receptor. Opioïden zijn er in lichaamseigen of lichaamsvreemde vorm.
Lichaamseigen opioïde zijn endorfine maar ook endomorfine. Voorbeelden van lichaamsvreemde opioïde zijn heroïne (drugs), codeïne en morfine (geneesmiddelen) en exorfinen, een eiwit in bepaalde voedingsmiddelen.
Endorfine het snelst werkende antistresshormoon
Endorfine is het snelst werkende antistresshormoon. Het kan in minder dan 10 seconden de stresshormonen adrenaline en noradrenaline stil leggen. Ter vergelijking met cortisol (een ander antistresshormoon) dat er 30 tot 60 minuten over doet. Endorfine is naast een antistresshormoon een natuurlijke angstremmer en een antidepressivum. Een slecht werkend endorfinesysteem wordt door mensen ervaren als ‘iets te kort komen’ in het leven.
Exorfinen; opgestaan plaatsje vergaan
Exorfinen zijn morfineachtige eiwitten (peptiden) van dierlijke (caseïne), plantaardige (gluten, soja en spinazie) en microbiële oorsprong. Exorfinen binden dezelfde receptoren als endorfine, hier is dus sprake van concurrentie. Exorfinen worden in het lichaam in gezonde omstandigheden afgebroken door enzymen (DPP-IV enzym).
Enzymen zijn eiwitten die een reactie in of buiten een cel mogelijk maken of versnellen zonder daarbij zelf gebruikt te worden of van samenstelling te veranderen. Deze enzymen neutraliseren exorfinen uit de voeding door deze om te zetten in aminozuren.
Als de afbraak van exorfinen plaatsvindt met behulp van het DPP-IV enzym dan zijn de opioïde receptoren vrij voor de endorfines. In ongezonde situaties is deze omzetting niet goed mogelijk. Oorzaak hiervan kan zijn dat er een overmaat aan exorfinenrijke voeding wordt gegeten. Ook genetische factoren en omgevingsfactoren kunnen een rol spelen.
Remmende factoren van DPP-IV enzym
Daarnaast kan de activiteit van het DPP-IV enzym worden geremd onder invloed van stress. Hiervoor is het cortisol hormoon verantwoordelijk. Ook chemische stoffen zoals geneesmiddelen, smaakversterkers, fluor en fluoriden, organofosfaten, fosforzuur in frisdrank, bepaalde eiwitten in bacteriën, cytokinen en vaccins met thimrosal zijn DPP-IV enzym remmende factoren.
De exorfinen die niet worden omgezet in aminozuren zullen zich hechten aan de opioïde receptoren die normaal vrij zijn voor endorfines. Hierdoor ontstaan endorfine resistentie, de ongevoeligheid van de opioïde receptoren voor endorfine. Endorfine kan hierdoor zijn taak niet naar behoren uitvoeren.
Het endorfine/dopamine beloningssysteem
Het vrijkomen van dopamine wordt voornamelijk geactiveerd door beloningsreceptoren van het endorfinesysteem (MOR en DOR). Dopamine speelt een grote rol bij het ervaren van genot, blijdschap en welzijn.
Een chronisch gebruik van suiker en exorfinen van zuivel en soja geven vooral een down-regulerend effect op de MOR. Gluten en spinazie hebben een down-regulerend effect op de DOR.
Bij endorfineresistentie daalt het aantal endorfine receptoren met 60 tot 70% en wordt er minder dopamine vrijgemaakt dan gebruikelijk. Deze verminderde vrijgave van dopamine zou een rol kunnen spelen in het ervaren van stress en angst klachten.
Een aantal voedingsopiaten zijn antagonisten. Bijvoorbeeld beta-casomorfine-7, een caseïne-exorfine, is een serotonine antagonist. Het geven van SSRI-antidepressiva bij mensen met deze vorm van exorfine belasting geeft weinig effect. Exorfine B 5 (gluten) is een voorbeeld van een dopamine antagonist.
Exorfinen hebben dezelfde fatale uitwerking als drugs; ze werken verslavend en geven ontwenningsverschijnselen.
Stress en bijnieruitputting
De Mu-opioïde receptoren fungeren als een eerstelijns-antistressor. Endorfines kunnen in minder dan 10 seconden de stresshormonen (adrenaline en noradrenaline) stil leggen. Bij een overmaat aan stress vermindert de gevoeligheid van de receptoren. Dit wordt down-regulatie genoemd.
Cortisol wordt ook een stresshormoon genoemd en is de tweede antistressor die wordt ingezet. Cortisol komt vrij bij zowel fysieke als psychologische stress. De voornaamste rol van cortisol is ervoor te zorgen dat er op langere termijn het hoofd geboden kan worden aan de ‘bedreigende’ situatie (met bedreigende situatie wordt een situatie van angst en of stress bedoeld).
Cortisol zorgt ervoor dat bepaalde eiwitten in spieren worden afgebroken. Hierbij komen aminozuren vrij waarvan glucose wordt gemaakt. De glucose wordt gebruikt als energie om het lichaam van zijn stress staat weer terug in evenwicht te brengen. Veel stress lijdt tot acute hypercortisolemie. Dit houdt in dat het cortisolgehalte in het lichaam erg hoog is. Bij chronische stress kan dit lijden tot chronische hypercortisolemie.
Chronische hypercorticolemie heeft vermindering van de gevoeligheid (down-regulatie) van de Kappa Opioïde Receptoren (KOR) tot gevolg. De KOR receptoren fungeren als een cortisolremmer in de bijnieren. Door een afname van de KOR neemt deze remming af. De bijnier heeft het zwaar en zal op den duur uitgeput raken. Het eten van minder exorfinen zou de MOR en KOR receptoren kunnen ontlasten zodat de down-regulatie van de MOR en KOR kan worden gecorrigeerd.
Suikerverslaving
- Geplaatst juni 02, 2013
- Door Judith Rolf
- In Nieuws
0
Suikerverslaving
02 juni 2013 | ndn | Suiker werkt verslavend en overmatig gebruik leidt tot welvaartsziekten zoals overgewicht en suikerziekte (type 2), aldus Anne Marie Reuzenaar bekend van haar kookboek ‘Het heden ik kookboek’. Zij beschrijft in haar nieuwe boek ‘zonder suiker’ over diverse suikerwetenswaardigheden en hoe u van suikerverslaving af kunt komen.
In het kort wordt in het boek ‘Zonder suiker’ de geschiedenis van suiker beschreven en wordt uitgelegd wat suiker nu eigenlijk is en wat de ‘goede’ en de ‘slechte’ suikers zijn. Het boek leert de lezer o.a. hoe men een etiket kan lezen en wat diverse claims betekenen. Volgens Anne Marie Reuzenaar is de invloed van geraffineerde suikers op de gezondheid groot.
U moet dan denken aan: nutriënten tekorten ( vitaminen en mineralen), een verstoring van de bloedsuikerspiegel, suikerverslaving, overgewicht, een verminderde weerstand, een darmflora onbalans, spijsverteringsstoornissen, een verstoord zuurbasenevenwicht, emotionele labiliteit, een verstoorde hormoonbalans en versneld ouder worden. In haar boek wordt uitgelegd wat bovengenoemde klachten te maken hebben met overmatig suikergebruik.
Diverse suikervervangers komen aan bod en de lezer wordt uitgelegd hoe praktisch over te stappen op suikervrij eten. Extra aandacht is er voor speciale doelgroepen zoals kinderen en pubers. Daarnaast bevat het boek menu’s en recepten. Er is een bijlage toegevoegd met een overzicht van voedingsmiddelen en hun glykemische index en glykemische lading.
De zoete verleiding
“Zoet is een basissmaak die bij velen vanaf de geboorte de voorkeur heeft. Moedermelk is zoet vandaar onze aangeboren voorkeur. We worden omringd met zoetigheid in de meest mooie verpakkingen. Veel producten gemaakt door de industrie zitten er vol mee. Ook hartige producten waar je het niet in verwacht. We eten nu gemiddeld zo’n 40 kilo suiker per persoon per jaar. Vroeger was suiker een luxe product en was suiker ook kostbaar. Nu is suiker voor iedereen beschikbaar en eten we er vaak te veel van.
Suiker wordt omgezet in glucose. Vanuit de darmen komt glucose in de bloedbaan waardoor het glucose gehalte in het bloed stijgt. De alvleesklier produceert als reactie hierop insuline. Insuline laat de bloedsuikerspiegel weer dalen. De bloedsuikerspiegel kan o.a. verstoord raken door verkeerde eetgewoontes waaronder overmatig en langdurig suikergebruik. Deze verstoring kan leiden tot velen gezondheidsproblemen. Hoogste tijd dus om af te kicken van suikerverslaving” , aldus Reuzenaar.
Suikervervangers: stevia, lucumapoeder en mesquitepoeder
Het boek beschrijft bekende en minder bekende ‘goede suikervervangers’; ‘matig goede suikervervangers’ en ‘slechte’ suikervervangers. Om van een ‘goede’ suikervervanger te spreken is het belangrijk dat een suikervervanger nog zijn natuurlijke vitaminen en mineralen bevat. Daarnaast wordt gekeken naar de glykemische index en het percentage fructose. Een zoetstof met veel fructose belast volgens Anne Marie Reuzenaar de lever.
Suikervervangers die beschreven worden zijn: agavsiroop , ahornsiroop (esdoornsiroop), carob (afkomstig van de peulvruchten van de johannesbroodboom), fruit, honing, kokosbloesemsuiker, lucumapoeder, mesquitepoeder, moutstropen, oerzoet (ongeraffineerde rietsuiker), ongeraffineerde suikerbietenstroop, palmsuiker(siroop), tagatose (uit melksuiker verkregen), vruchtensuiker (fructose), yacon(siroop) en stevia.
Stevia heeft duidelijk de voorkeur van de schrijfster. Zo beschrijft zij dat stevia regulerend werkt voor de bloedsuikerspiegel. Stevia is geen voedingsbodem voor candida wat suiker wel is. Stevia heeft volgens Reuzenaar zelfs een schimmel- en bacteriedodende werking en is daarnaast gunstig voor de huid. Belangrijk daarbij is wel om er op te letten of het gaat om de natuurlijke stevia, omdat er veel bewerkte stevia in de handel is.
Anne Marie vindt lucumapoeder een superfood; puur natuur zonder toevoegingen en vol aminozuren, vezels en antioxidanten met een lage glykemische index. Het bevat veel betacaroteen, B-vitaminen, ijzer, kalium, calcium en fosfor.
Mesquitepoeder is rijk aan eiwitten, vitaminen, mineralen, vezels, aminozuren en antioxidanten. Beide suikervervangers zijn vaak alleen via internet te verkrijgen en mede daardoor misschien nog niet zo bekend bij het grote publiek. Ook yaconsiroop, ingedikt sap van de yaconplant wordt beschreven als een zeer geschikte suikervervanger omdat deze geen glucose of fructose bevat. De zoete smaak is afkomstig van fructo-oliosachariden (FOS). Yacon verhoogt je verzadingsgevoel en bevorderd de stoelgang. Ook Yagon wordt verkocht via internet.
Ontwennen, ontgiften en vervangen
Na het lezen van de algemene informatie in het boek ‘zonder suiker’ kunt u aan de slag en dat gaat dan in drie fases.
Fase 1: ontwennen in een week.
U past uw voedingspatroon al wat aan door minder suiker te gaan eten. Dit betekent minder suiker in thee en koffie, minder zoete snacks en geen light frisdranken of dranken met suiker.
Fase 2: drie weken suikervrij.
Hierna begint het echte werk en gaat u drie weken suikervrij en suikervervanger vrij eten. Deze periode wordt in het boek de suikervrije fase genoemd waarbij u ontgift en vervolgens herstelt. Ontgiftingreacties kunnen optreden zoals hoofdpijn, een beslagen tong, vieze smaak in de mond en huiduitslag.
Belangrijk hierbij is volgens de schrijfster dat u om de twee uur iets eet, rust neemt, beweegt, veel mineraalwater drinkt en dagelijks een liter gemberthee. En natuurlijk dat u gezonde voedingsmiddelen kiest welke beschreven zijn in het boek en worden ondersteund met recepten.
Fase 3: introductie van gezonde suikers.
De laatste fase is de introductie van gezonde suikervervangers in uw dan aangeleerde nieuwe voedingspatroon.
De 90/10 regel en gezonde suikervervangers
Reuzenaar geeft aan dat na fase 1 en 2 gebruik gemaakt kan worden van suikervervangers zoals; stevia, fruit, yaconsiroop, lucuma, mesquitepoeder, carob, kokosbloesemsuiker en palmsuiker. Het advies is; gebruik de 90/10 regel. Wanneer 90% van de voeding gezond is dan kan volgens Anne Marie best af en toe iets gegeten worden wat buiten het boekje valt, mits men kiest voor de ‘goede’ suikervervangers zoals hierboven beschreven.
Commentaar NDN
Anne Marie Reuzenaar heeft 5 kookboeken op haar naam staan. Zij is vooral bekend door haar kookboek ‘Het heden ik kookboek’. Dit nieuwe boek “zonder suiker’ met op de cover als ondertitel de drie fase; ontwennen, ontgiften en vervangen. Ook wordt op de voorkant reclame gemaakt voor stevia, de favoriete suikervervanger van de schrijfster.
Het boek leest makkelijk weg en bevat veel illustraties gemaakt door de kunstenares Brecht Langhout. Het boek bestaat voor twee derde uit menu’s en recepten, zowel hartig als zoet. Het is dus naast een inleiding over suiker voornamelijk een kookboek.
Wat opvalt is dat de nadruk meer op zoet ligt dan op hartig. Verrassend aangezien het boek de titel draagt ‘zonder suiker’. Van chocolademuffins tot taart, cake en koek, zoete toetjes en zoete drankjes en inderdaad ook nog wat hartige recepten. Ook in de hartige recepten wordt helaas volop gebruik gemaakt van de ‘goede’ suikervervangers. Als de verdeelsleutel 90/10 is volgens de schrijfster dan verwacht je deze verdeelsleutel terug te zien in de recepten.
Het gaat hier om ‘zoetige’ uitzonderingsproducten die naar onze mening daarom niet uitgebreid in de schijnwerper hoeven te staan. De algemene informatie over suiker in het boek is overigens informatief en helder beschreven.
De praktijk laat inderdaad diverse gezondheidsklachten zien bij het eten van suiker, met een schommelende bloedsuikerspiegel tot gevolg. Afhankelijk van iemands klachten is het wel of niet verstandig om af en toe een uitstapje te maken richting zoet.
In de praktijk blijkt dat mensen die bijna geen suiker of suikervervanger gebruiken hun behoefte naar zoet grotendeels verliezen. Dit maakt dat er minder zoete eetbeslissingen worden genomen. De uitzonderingsmomenten zijn en blijven dan ook echt uitzonderingsmomenten. Zoet in de mond (dus ook de suikervervangers) is echter een grote verleider tot meer zoetbehoefte, dus is naar onze mening geen duurzame oplossing om hier blijvend van af te komen met de genoemde ‘suikervervangers’.
Goede suikers noemen wij essentiële suikers (glyconutriënten). Suikervervangers zijn niet essentieel en dus ook niet nodig voor de gezondheid. Essentiële suikers zijn van groter belang voor de gezondheid. Hierover kunt u meer lezen elders op deze site.
Essentiële suikers zijn: cellulose, arabinogalactaan, mannose, n-acetyl galactosamine, galactose, inuline, pectines, n-acetylneuraminezuur, fucose en xylose. Hiermee kunt u volop variëren binnen uw dieet. Deze essentiële suikers zitten bijvoorbeeld in: groenten, paddenstoelen, bonen (peulvruchten), cocosmeel, bosbessen en een appel(voornamelijk in de schil). Deze essentiële suikers zijn ook rijk aan vitaminen en mineralen, antioxidanten, etc.
Omdat voeding maatwerk is kunt u bij het stoppen met suiker begeleidt worden door natuurvoedingskundigen en natuurdiëtisten bij u in de buurt (zie onze adressenlijst). Er kan dan rekening gehouden worden met uw constitutie bij het samenstellen van een persoonlijk suikervrij dieet met essentiële suikers, waardoor eventuele afkickverschijnselen tot een minimum worden beperkt.
Judith Rolf (redactielid NDN)
Voeding bij stress en angst gerelateerde klachten
- Geplaatst mei 02, 2013
- Door Judith Rolf
- In Gezonde voeding, Nieuws
0
Voeding bij stress en angst gerelateerde klachten
02 mei 2013 | ndn | Angst en stress belemmert mensen in hun ontspanning. Praktische voedselvoorlichting aan mensen met angst en stress gerelateerde klachten kan bijdragen aan de afname van klachten van gespannenheid en andere stress en angst gerelateerde klachten.
Angst en stress zijn begrippen die dicht bij elkaar liggen. De begrippen angst en stress gerelateerde klachten zijn daarom gebruikt in de breedste zin van het woord.
Een belangrijke neurotransmitter die betrokken is bij stress en angst is serotonine. Een neurotransmitter is een signaalstof die in de synapsen zenuwimpulsen overdraagt tussen zenuwcellen. Serotonine kan in de hersenen alleen maar aangemaakt worden uit tryptofaan (een essentieel aminozuur/eiwit). De aanmaak van serotonine uit typtofaan neemt toe door het eten van koolhydraten. Dit gebeurt via een ingewikkelde respons op het glucosegehalte en de insulinerespons (1).
Snacken tegen stress en angst
Een koolhydraatrijke snack of drank zorgt voor minder negatieve gevolgen van stress. Eiwitrijke voeding bevat veel LNAA’s (large neutral amino acids) wat de opname van tryptofaan juist beperkt. Bij stress en angst zal de bijnierschors het hormoon cortisol afscheiden. De voornaamste rol van cortisol is ervoor te zorgen dat je op de langere termijn het hoofd biedt aan de bedreigende situatie. Dit doet cortisol door onder andere de bloedsuikerspiegel te verhogen. Een verhoogd cortisol niveau zorgt voor het eten van meer zoete en vetrijke snacks. Vetrijk voedsel waarbij vaak wordt gekozen voor chocolade en junk food, biedt troost of ontspanning bij stress (2).
Als een vis in het water
Naar omega-3 in combinatie met angst en/of stress bleek veel onderzoek te zijn gedaan. Alle onderzoeken spreken van een positief effect van omega 3 vetzuren op stress en/of angst. Zo schrijft Dr. Servan Schreiber (3) dat veel omega-3 op de lange duur de productie van neurotransmitters (dopamine) in het emotionele brein verhoogt. Een systematic review (4) vat samen dat het positieve effect van EPA en DHA of DHA alleen, noradrenaline verlaagt. Noradrenaline is een catecholamine (een chemische verbinden afgeleid van het aminozuur tyrosine) wat als hormoon wordt uitgescheiden door de bijnieren bij angst of bij een laag bloedsuikergehalte (hypoglykemie).
Dagelijks omega 3 vetzuren zorgt voor lagere cortisol en adrenaline (epinephrine) levels. Zowel cortisol als adrenaline zijn typisch verhoogd bij stress. Suppleren met omega-3 vetzuren lijkt de activering van de hypothalamus-hypofyse-bijnier-as (HPA-as, systeem dat stresshormonen produceert) te remmen, wat kan bijdragen aan verbetering van enkele symptomen van angst en stress.
Aminozuren bij stress en angst
Suppletie van specifieke aminozuren (eiwitten) zoals L-lysine, L-arginine, L-theanine, metyl-para-tyrosine, tryptofaan en gamma amino boterzuur (GABA) geven een positief effect bij stress en angst. De aminozuren worden in verband gebracht met het verlagen van een verhoogd cortisol niveau. L-theanine, een uniek aminozuur dat vrijwel uitsluitend voorkomt in de theeplant (Camellia sinensis) wekt de alfa-hersenen golf activiteit op (5). Deze golven geven aan dat iemand op een ontspannen wijze alert is. GABA is de meest voorkomende remmende neurotransmitter in het centrale zenuwstelsel en heeft een acuut stressreducerend effect. Een tekort aan tryptofaan kan wegens de link met de vorming van serotonine angst opwekken.
Een (angstig) mens kan niet zonder de B vitaminen
B vitaminen bezitten veel kwaliteiten, zo zijn ze een co factor bij diverse omzettingen en processen in het lichaam. Vitamine B is een beschermende voedingsstof voor de bijnieren. Ze verminderen de stressgeïnduceerde cortisol respons en zijn cofactor voor de synthese van GABA, serotonine en dopamine. Daarnaast regenereert het BH4, een essentiële neurotransmitter voor de vorming van serotonine, dopamine, norepinefrine en epinefrine. Vitamine B verbetert ook de slaapkwantiteit en slaapkwaliteit onder andere door het resetten van het circadiaanse ritme ook wel 24-uurs ritme of slaap waak ritme genoemd (6).
Angst slurpt magnesium
Inname van magnesium heeft een angstremmende werking bij depressie en angstklachten. Bij stress, pijn, angst en depressie verbruiken mensen veel magnesium wat voor tekorten kan zorgen. De exacte werking van magnesium is nog niet bekend (7). Wel blijkt uit onderzoek dat magnesiumsuppletie doeltreffend kan zijn in de behandeling van angst en angststoornissen.
Mirabelle een pruim vol antioxidanten
Chlorogeenzuur, een van de meest voorkomende polyfenolen in fruit heeft een anxiolytisch effect (vermindert gevoelens van angst). Onderzoekers gebruikte de Prunus domestica/Mirabelle pruim. Het onderzoek toonde dat chlorogeenzuur gevoelens van angst vermindert in combinatie met een antioxidantactiviteit. De onderzoekers concluderen dat fruit zoals pruimen, appels en kersen kunnen voorzien in gezondheidsbevorderende voordelen voor de mens (8).
Lekker bakkie koffie?
Een acute dosis cafeïne is geassocieerd met een paniekstoornis en een anxiogene reactie (angstige reactie) bij polymorfisme in een adenosine receptor. De adenosinereceptoren beïnvloeden de psychoactieve effecten van cafeïne. Verondersteld wordt dat deze adenosinereceptoren ook betrokken zijn bij angst regulatie. De studie onderzocht de associatie tussen variaties in anxiogene (angst)reacties op cafeïne en polymorfismen (voorkomen van variaties in het DNA) in de A1en A2a adenosine receptorgenen.
Er werd een significant verband gevonden tussen zelfgerapporteerde angst na cafeïnegebruik en twee gekoppelde polymorfismen op de A2a-receptor-gen, de 1976C4T en 2592C4Tins polymorfismen. Personen met de 1976T/T en de 2592Tins/Tins genotypen meldden een grotere toename van de angst na toediening van cafeïne dan de andere genotypische groepen (9).
Natuur(lijk) en stress en angst
Er is bewijs gevonden voor het gebruik van extracten van passiebloem of kava. Deze extracten blijken een positief effect te hebben op stress en angst klachten (7). De passiebloem, ook wel de passiflora incarnata genoemd heeft een interactie met opioïde en GABA-benzodiazepine receptor. Extract van de passiebloem verlengt de slaaptijd significant. De interactie met opioïde zorgt voor een anxiolytische effect. Kava kava, Piper methysticum bindt aan GABA receptoren en remt de norepinefrine-opname. Dit maakt het een effectief anxiolytische middel.
Een samenvatting van de uitkomsten
Stress en angst zijn begrippen die dicht bij elkaar liggen. Specifieke koolhydraten, omega-3, L-Lysine, L-arginine, L-theanine, tryptofaan , GABA, de Jerte Valley kers, B vitaminen, magnesium, chlorogeenzuur in de Mirabelle pruim en extracten van passiebloem of kava blijken bij inname een positief effect te leveren op de vermindering van angst en stress klachten.
Tekorten aan tryptofaan en magnesium kunnen juist angst opwekken. Zowel omega 3, aminozuren en B vitamine worden in verband gebracht met het verlagen van een verhoogd cortisol niveau.
De praktijk; op het bord
De volgende voedingsadviezen kunnen ingezet worden bij angst en stress. Hier is ervoor gekozen om te vermelden wat men juist wel kan kiezen bij angst en stress.
Kies voor complexe koolhydraten zoals volle granen, peulvruchten en volkoren producten in plaats van geraffineerde koolhydraten. Eet voldoende (minimaal 2 x per week) vis waarvan zeker eenmaal vette vis, zoals haring, paling, makreel of zalm.
Arginine en lysine beconcurreren elkaar bij de opname vanuit het darmkanaal; wanneer er voldoende lysine is, dan zal het de opname van arginine effectief verminderen. Voedingsmiddelen met een goede lysine-arginine-verhouding zijn dierlijke eiwitten (vis, kip, rundvlees, lamsvlees, melk, kaas, eieren), bonen en avocado.
De Camellia sinensis, een theeplant, bevat L-theanine in de bladeren. De beste keus is witte thee. Daarnaast zit er meer L-theanine in groene thee dan in zwarte thee.
Voedingsbronnen van tyrosine zijn vis, eieren, vlees, kaas, melk (-producten), avocado, noten en zaden, peulvruchten.
Tryptofaanrijke voedingsmiddelen zijn bruine rijst, zonnebloempitten, pompoen- en sesamzaadjes en bananen, brood, kaas, melk en tropisch fruit zoals ananas, banaan, mango, kokos en kersen.
Voedingsbronnen van GABA zijn onder meer broccoli, groene groenten (spinazie), zaden, verse noten, aardappelen, bananen, uien, eieren.
Vitamine B1 komt voor in het zilvervliesje van rijst en andere graansoorten (iets minder in de korrel zelf), bruinbrood, vlees (vooral varkensvlees), zuivelproducten, eidooier, aardappelen, peulvruchten en melk.
Voedingsbronnen voor thiamine zijn o.a. eidooier, gierst, haver, noten, pijnboompitten, zonnebloempitten, sesamzaad, peulvruchten, zilvervliesrijst en avocado. Vitamine B2 zit in melk, melkproducten, vlees, aardappelen, bruinbrood en groenten. Vitamine B3 komt voor in veel eiwitrijke voedingsmiddelen zoals vlees, vis, peulvruchten en aardappelen bevatten het aminozuur tryptofaan. Met een goed gevarieerde voeding kan men voldoende tryptofaan binnen krijgen om in de behoefte aan nicotinezuurequivalenten te voorzien.
Vitamine B5 is aanwezig in alle groenten, aardappelen en peulvruchten. De beste bronnen zijn lever, nier, eidooier en graanproducten. Vitamine B6 komt voor in dierlijke en plantaardige voedingsmiddelen. Belangrijke bronnen in Nederland zijn aardappelen, groenten, volle graanproducten, vlees en melk. Vitamine B12 komt alleen voor in dierlijke voedingsmiddelen. Lever bevat zeer veel vitamine B12. Foliumzuur komt voor in bladgroenten, lever, eieren en ongeraffineerde graanproducten.
Magnesium komt vooral voor in volle granen, volkorenbrood, melk, melkproducten en kaas, noten, gedroogde vijgen, dadels, grapefruit, zaden, peulvruchten en groene groenten. Daarnaast is een ruim gebruik van groenten en fruit aan te raden omdat deze veel antioxidanten bevatten. tegen stress en angst
Vitamine D in het zonlicht
- Geplaatst april 17, 2013
- Door Judith Rolf
- In Nieuws
0
Vitamine D in het zonlicht
17 april 2013 | ndn | De laatste tijd is vitamine D weer volop in het nieuws. Zowel wat betreft de discussie over de ADH, de toxiciteit als waarvoor vitamine D allemaal kan worden ingezet. Ook is er nog een waarschuwing van Nijmeegse onderzoekers voor een zeldzame afwijking die leidt tot overgevoeligheid voor vitamine D.
De gezondheidsraad heeft 26 september 2012 nieuwe voedingsnormen opgesteld voor vitamine D. De Gezondheidsraad sluit zich aan bij de door de EFSA opgestelde bovengrens van 100 mcg/dag (4000IE) voor volwassenen (1). Dat is het dubbele van de bovengrens (50 mcg/dag) uit de oude voedingsnormen uit 2008. Voedingsprofessionals zijn het er over eens dat vitamine D belangrijk is voor de gezondheid. Wel is er nog veel discussie over de hoeveelheid en de precieze werking en effecten van vitamine D.
Zon, voeding en suppletie
Vitamine D kan het lichaam zelf maken. In de huid wordt vitamine D gevormd onder invloed van zonlicht. Ook levert onze voeding vitamine D. De twee belangrijkste vormen van vitamine D zijn de dierlijke vorm cholecalciferol (vitamine D3) en de plantaardige vorm ergocalciferol (vitamine D2).
In de praktijk levert zonlichtblootstelling naar schatting over het hele jaar gemiddeld 7 mcg/dag op. Een gezonde voeding volgens het voedingscentrum (met margarine, halvarine en bak en braadvetten) levert naar schatting ongeveer 3 mcg/dag op. In de darm wordt vitamine D het best opgenomen als er ook vet (olie) aanwezig is. In het lichaam wordt vitamine D omgezet in de actieve vorm: 25-hydroxyvitamine D en 1,25-dihydroxyvitamine D.
Deze laatste vorm heeft een hormonale werking. Door het lichaam kan vitamine D opgeslagen worden in vetweefsel en organen zoals de lever (2). In Amerika (15 mcg = 600IE) en Duitsland (20 mcg = 800IE) zijn de richtlijnen hoger dan de Nederlandse (10 mcg = 400IE) aanbevolen dagelijkse hoeveelheid. Verschillende partijen vinden dat de suppletie van vitamine D ook in Nederland hoger mag zijn.
De adviezen opgesteld door de gezondheidsraad voor een vitamine D supplement op een rij:
Kinderen van 0-4 jaar (10 mcg/dag)
Zwangere vrouwen (10 mcg/dag)
Vrouwen tussen 50-70 jaar (10 mcg/dag)
Iedereen vanaf 70 jaar (20 mcg/dag, was 10 mcg/dag)
Iedereen met donkere huidskleur of onvoldoende zonlichtblootstelling* (10 mcg/dag)
Niet meer voor lacterenden (was 10 mcg/dag)
Dit is gedefinieerd als men minder dan 15-30 minuten is blootgesteld aan de hoogstaande zon (tussen 11 en 15 uur) met hoofd en handen ontbloot. De vitamine D-status (of voorraad) wordt bepaald door het analyseren van de niveaus van calcidiol (25 (OH) vitamine D) in het bloed. De referentiewaarden die Nederlandse laboratoria hanteren als normaalwaarden voor calcidiol lopen sterk uiteen.
Zo wordt serum calcidiolwaarde van 26 nmol/l in het VU Medisch Centrum en het Academisch Ziekenhuis Maastricht beschouwd als normaal. Het Universitair Medisch Centrum Groningen hanteert als insufficiënt een waarde tussen de 25-50 nmol/l. Orthomoleculair bevindt een optimale vitamine D-spiegel zich tussen de 75 en 87,5 nmol/L.
Vitamine D breed inzetbaar
Vitamine D is van belang voor een goede botopbouw. Een gebrek aan vitamine
D veroorzaakt rachitis, een botaandoening die lijdt tot onvoldoende botvorming bij kinderen. Bij volwassenen leidt een ernstig gebrek aan vitamine D tot verweking van de botten (osteomalacie). Het bot is bij deze aandoeningen zwak en pijnlijk. Ook kan gebrek aan vitamine D spierzwakte en spierkrampen veroorzaken.
Het voedingscentrum schrijft daarnaast op hun website dat vitamine D een belangrijke rol speelt bij de celgroei en celdeling, zoals in het immuun(afweer)systeem. Verder onderzoek is noodzakelijk naar de mogelijkheid dat suppletie van vitamine D aanvallen van MS kan voorkomen. Vitamine D wordt regelmatig positief belicht in de behandeling van hart- en vaatziekten.
Volgens de gezondheidsraad is de bewijsvoering nog onvoldoende voor de effecten van vitamine D en bijvoorbeeld hart- en vaatziekten, (zwangerschaps)diabetes en kanker. Daarnaast zijn er interessante berichten verschenen dat een hoge vitamine D status de kans op depressie, paniek en overlijden doet afnemen.
Tekort aan vitamine D en zwangerschapsdiabetes
De British Medical Journal heeft een systematische review en meta-analyse gepubliceerd die laat zien dat een tekort aan vitamine D in de zwangerschap het risico verhoogt op zwangerschapsdiabetes, zwangerschapsvergiftiging (pre-eclampsie), een combinatie van een te hoge bloeddruk en eiwitverlies via de urine, vaginale infecties en een te laag geboortegewicht (3).
Van de 3.357 studies die de onderzoekers onder de loep namen werden er 31 meegenomen in de analyse naar de relatie tussen vitamine D en diabetes
Vitamine D speelt een rol bij het ontstaan van diabetes
Uit een meta-analyse van de gegevens van 8 cohortstudies (4) bleek dat personen met een vitamine D inname groter dan 500 IE per dag 13% minder kans hadden op diabetes type-2 dan personen met een dagelijkse inname lager dan 200 IE. Tevens bleek dat personen met de hoogste vitamine D-concentratie (>62,5 nmol/l) 43% minder kans hadden op diabetes in vergelijking met een minimale vitamine D-status (<35 nmol/l). Onderzoekers van de Harvard School of Public Health (5) hebben de conclusie getrokken dat een adequaat vitamine D niveau tijdens de adolescentie het risico op diabetes type 1 op latere leeftijd kan verlagen met maar liefst 50% . Om de rol van vitamine D bij de ontwikkeling en progressie van diabetes beter te kunnen begrijpen zijn vervolgstudies noodzakelijk. Als deze bevindingen worden bevestigd in nieuwe studies, zou dat kunnen leiden tot een preventief suppletieadvies voor vitamine D. Verbetering skeletspierfunctie met vitamine D en lichamelijke vermoeidheid Onderzoekers van de Newcastle Universiteit in Groot Brittannië concludeerden dat vitamine D-suppletie effectief zou zijn in het verbeteren van de skeletspierfunctie. Het doel van deze longitudinale studie (6) was om de effecten van vitamine D-therapie op de mitochondriale (de mitochondriën zijn de "energiecentrales" van de cel) oxidatieve functie van het skelet te onderzoeken. Onderzoek vond plaats bij mensen met symptomen van een vitamine D tekort. Ze onderzochten het verband tussen vitamine D niveaus en spierefficiëntie. Conclusie is dat de skeletspierfunctie verbeterd met vitamine D therapie. Mensen met een vitamine D tekort hebben het vaak over lichamelijke vermoeidheid. Deze relatie zou mogelijk de klacht verklaren. Vitamine D-deficiëntie is een erkende oorzaak van vermoeidheid en spierziekte (myopathie). De suboptimale mitochondriale functie is betrokken bij verschillende aandoeningen waarbij vermoeidheid een opvallend kenmerk is. Kans op overlijden vermindert bij hoge vitamine D status
Een meta-analyse (7) resulteerde na een zoektocht in onder andere PUBMed en EMBASE in 11 studies met een totaal van 60.000 proefpersonen. De analyse laat zien dat een hogere vitamine D-spiegel de kans op overlijden doet afnemen. Hierbij wordt uitgegaan van de vitamine D-spiegel tussen 75 en 87,5 nmol/L.
Personen met de hoogste vitamine D-spiegel hadden in vergelijking met personen met een slechte vitamine D-status met 29% significant minder kans om te overlijden. Bij een toename van de vitamine D-spiegel met 12,5 tot en met 25 en 50 nmol/L nam het sterfterisico met respectievelijk 14%, 23% en 41% significant af. Bij een vitamine D-spiegel boven 87,5 nmol/L werd verder geen reductie van de sterftekans gezien. Het betrof hier een lineair verband.
Verhoogde kans op depressie en paniek bij lage vitamine D status
Voor de studie (8) werden de gegevens geanalyseerd van 7401 personen die deelnamen aan de ‘1958 British Birth Cohort’. De deelnemers vulden op 45 jarige leeftijd een vragenlijst in waarmee informatie werd verkregen over depressieve klachten, angsten, fobieën en paniekstoornissen.
Op 45-jarige leeftijd was de kans op een depressie en paniekstoornis met respectievelijk 43% en 67% significant lager bij personen met een hoge vitamine D-spiegel (≥75 nmol/l) in vergelijking met personen met een lage vitamine D-status (< 75 nmol/l).
Conclusie is dat personen van middelbare leeftijd met een lage vitamine D spiegel een verhoogde kans hebben op een depressie of paniekstoornis.
Voedingsmiddelen vol vitamine D
Vitamine D komt van nature vooral voor in vette vis, en met wat lagere gehaltes in vlees eieren en melkproducten. Roomboter bevat van nature vitamine D, het wordt toegevoegd aan margarine, halvarine en bak- en braadproducten. Vitamine D mag ook aan andere producten worden toegevoegd. Er zijn vooral verrijkte zuivelproducten voor jonge kinderen op de markt zoals kwark- en yoghurtproducten, zuigelingenmelk en peutermelk.
Groenten en fruit bij kinderen heeft gezondheidsvoordelen
- Geplaatst maart 05, 2013
- Door Judith Rolf
- In Nieuws
0
Groenten en fruit bij kinderen heeft gezondheidsvoordelen
05 maart 2013 | ndn | Het eten van voldoende groente en fruit zorgt voor diverse gezondheidsvoordelen. Kinderen eten bijna nooit de aanbevolen hoeveelheid van 2 stuks fruit en 200 gram groente. De volgende drie adviezen leiden tot het eten van meer groente en fruit.
Regelmatig eten, dit houdt in een ontbijt, lunch en avondmaaltijd waarbij ruimte is voor 3 tussendoortjes. Kinderen uitnodigen om te helpen bij het bereiden van de maaltijden, en extra grote (dubbele) porties groente en fruit aanbieden tijdens de maaltijden.
Groenten en fruit eten scoort onder de aanbevolen norm
Van de jongvolwassenen haalt niemand de dagelijks aanbevolen hoeveelheid van 200 gram groenten. Slecht 2% van de jongvolwassenen eet minstens 150 gram groenten per dag. Van de 2 tot 3 jarigen eet ongeveer 80% minder dan de aanbevolen 50 tot 100 gram groente per dag. Van de 4 tot 6 jarigen voldoet ook bijna niemand aan de aanbeveling van 100 tot 150 gram groente per dag.
Of het om groenten of fruit gaat, dat maakt niet zoveel uit. Zowel groenten als fruitconsumptie scoort onder de aanbevolen norm. Zo wordt ook de aanbevolen hoeveelheid van 2 stuks fruit vaak niet gehaald. Maar 21 tot 30% van de kinderen en 7 tot 8% van de jongvolwassenen eet de aanbevolen hoeveelheid fruit.
Kindermarketing ongereguleerd en onverantwoord
Foodwatch maakt zich sterk voor een burgerinitiatief, zij verzamelen handtekeningen. Bij 40.000 handtekeningen zal de tweede kamer verplicht zijn om aandacht te schenken aan kindermarketing. Hierbij wordt gedacht aan een gezond aanbod en een verbod op marketing voor ongezonde kindervoeding.
In Nederland is de junkfoodmarketing tussen 2005 en 2011 met maar liefst 38 % gestegen. Uit het foodwatch-rapport ‘Kindermarketing: ongereguleerd en onverantwoord’ blijkt dat 85 % van het onderzochte kinderaanbod te zoet, te zout of te vet is. Het aantal kinderen met overgewicht en obesitas stijgt, de kans op hart- en vaatziekten, diabetes en kanker neemt toe.
Ongezond eten kan zorgen voor gezondheidsklachten. Kindermarketing draagt niet bij aan het eten van meer groenten en fruit, een gezonder aanbod zal hier wel aanbijdragen.
Campagne van het groenten en fruit bureau
Bij het groenten en fruit bureau kunt u terecht voor alles over groenten en fruit. Elke dag 2 ons groenten en 2 keer fruit is bewezen gezond. Het motto van de groente- en fruitcampagne is; ‘Ik doe mee met 2×2’. Ouders krijgen voorlichting dat het helemaal niet zo moeilijk is om elke dag 2 ons groenten en 2 stuks fruit te eten.
Het is belangrijk om bewust bezig te zijn met het eten van groenten en fruit. Deze campagne wordt mede mogelijk gemaakt door de Europese Unie waarbij het groente en fruit bureau zorg draagt voor de uitvoering. In hun nieuwsbrief van februari beschrijven zij drie onderzoeken waarvan de resultaten het eten van groenten en fruit stimuleren.
Onderzoek onder tieners in Denemarken
Uit een onderzoek onder tieners in Denemarken blijkt dat regelmatig eten zorgt voor een verhoogde groenten en fruit consumptie onder deze tieners. Het is dus zinvol om een regelmatige maaltijdfrequentie te bevorderen om zo de groente- en fruitconsumptie te verhogen onder jongeren. Het ging hier om 3 hoofdmaaltijden per dag. Voor het onderzoek werd data gebruikt uit een voedselvragenlijst afgenomen bij een aselecte steekproef van 3913 Deense schoolkinderen (11, 13 en 15 jaar).
Vragen over de frequentie van ontbijt, lunch en avondmaaltijd werden gedurende een week genoteerd. Onregelmatig ontbijt en lunch werden gedefinieerd als minder dan 4 keer per week ontbijten of lunchen. Een avondmaaltijd was onregelmatig als deze minder dan 5 weekdagen werd gebruikt. Een interessante uitkomst bleek dat er een significant verband is tussen onregelmatig ontbijt, lunch en avondmaaltijd en een lage consumptie van groenten en fruit.
Dit verband werd niet gevonden bij alleen onregelmatig avondeten en een lage consumptie. Er is ook gekeken naar de maaltijdfrequentie onder jongens en meisjes apart. Dit gaf een conclusie dat het verband tussen een onregelmatig ontbijt en een lage groente- en fruitconsumptie alleen significant bleek voor de meisjes. Het lijkt erop dat onregelmatig eten bij jonge kinderen een minder grote risicofactor is voor een lage groente- en fruitconsumptie dan bij oudere tieners.
Het zou zo kunnen zijn dat de invloed van ouders op jonge kinderen nog een grotere rol speelt waardoor de jonge kinderen vaker op een dag groente en fruit krijgen aangeboden dan oudere kinderen.
Dubbele porties
Amerikaanse onderzoekers keken of kinderen meer groenten en fruit eten als de porties groter zijn. Eerder onderzoek toont aan dat een kind van een grotere portie energierijk voedsel meer eet. Het zou interessant zijn als dit ook opgaat voor groente en fruit. In totaal werden 30 kinderen (4 tot 6 jaar) getest in een laboratoriumsetting.
In groepjes van 2-3 kinderen aten de kinderen daar 1 keer per week. De maaltijden bestonden uit vooraf vastgestelde porties pasta met saus, een dressing, gestoomde broccoli (75 of 150 g) en verwerkte perziken (75 of 150 g). De 4 verschillende combinaties werden gerandomiseerd toegekend aan de kinderen. De samenstelling was per groep van 2-3 kinderen gelijk. De kinderen hadden 20 minuten om de maaltijd op te eten.
Bij de dubbele porties groenten en fruit (150 g) aten de kinderen 41 g of 70% meer fruit en 12 g of 37% meer groenten. De portiegrootte van het fruit had overigens geen invloed op het eten van groente. En de portiegrootte van de groente ook niet op het eten van het fruit. Het effect van meer groenten eten bij een dubbel portie bleef beperkt tot de kinderen die de groenten lekker vonden. Voor kinderen die bepaalde groenten niet lekker vinden zal eerst gewerkt moeten worden aan acceptatie van deze groente. De dubbele porties verhoogde niet de calorie inname van de kinderen.
Helpende handjes
Uit de literatuur blijkt dat het betrekken van kinderen bij voedingsgerelateerde activiteiten stimuleert tot het ontwikkelen van gezonde voedingsgewoonten. Des te vaker kinderen helpen bij het koken, hoe meer voorkeur ze hebben voor groenten en fruit. Het verdient dus de aanbeveling om ouders aan te moedingen om hun kinderen te laten helpen bij het bereiden van een maaltijd.
Dit bevordert thuis de voedingsgewoonten op de voorkeur voor groenten en fruit en kan vervolgend leiden tot het eten van meer groenten en fruit. De REAL (Raising healthy Eating and Active Living) Kids in Canada is een populatieonderzoek bij kinderen (10-11 jaar). Geëvalueerd werd wat het effect is van overheidsinspanningen in Alberta om het gedrag en de gezondheid van de kinderen te verbeteren. Er is gebruik gemaakt van de data van 3.398 kinderen.
Het verband tussen de betrokkenheid bij de maaltijdbereiding en de voorkeur voor groenten en fruit en anderzijds het uit zichzelf gezonde voedingsmiddelen kiezen werd onderzocht. Van de 3.398 kinderen rapporteerde 30% minimaal 1 keer per dag te helpen bij het koken. 12,5% hielp nooit bij het koken. Des te vaker de kinderen hielpen met koken des te groter de voorkeur voor groenten en fruit was.
Samengevat
De WHO (World Health Organization) geeft aan dat een lage groenten en fruit consumptie een belangrijke risicofactor is voor morbiditeit en mortaliteit. Het is dus van belang om de consumptie te vergroten. Groeten en fruit is gezond. Het zijn belangrijke bronnen van vezels, vitamine en mineralen.
Samengevat is vergroten van de consumptie onder andere mogelijk door regelmatig te eten, dit houdt in een ontbijt, lunch en avondmaaltijd waarbij ruimte is voor 3 tussendoortjes. Kinderen uitnodigen om te helpen bij het bereiden van de maaltijden. En extra grote (dubbele) porties groente en fruit aanbieden tijdens de maaltijden. Deze drie adviezen leiden tot het eten van meer groente en fruit onder kinderen en jongeren.